Vrijwilliger: ik had het voor geen goud willen missen!

De wekker gaat op de vrije dag vroeg af: 06.00 uur. Buiten is het nog donker. Slaapdronken begin ik aan het ochtendritueel om daarna gehaast naar het station te fietsen. Ik ben op weg naar Utrecht om – voor de tweede dag – als vrijwilliger tijdens het internationale Oud-Katholieken Congres aan de slag te gaan. Om 07.30 uur begint de ochtendbriefing in het ORKA-gebouw, achter de Gertrudis kathedraal. In het gebouw hebben zich meer vrijwilligers verzameld naast Frank de Haart, voorzitter van het organisatiecomité en Peet Verheul die als comitélid zich bezighoudt met de inzet van de vrijwilligers. Er zijn nog allerlei zaken die definitief geregeld moeten worden en open vragen die antwoorden nodig hebben. Maar na een half uur kan ik als locatieverantwoordelijke op pad naar het Academiegebouw, de plek waar later vandaag een groot deel van de workshops wordt gehouden. Onderweg krijg ik een telefoontje van mijn collega locatieverantwoordelijke die me vertelt dat er al vrijwilligers klaar staan die de boekenstand willen bemannen. Ik zeg dat ik er in vijf minuten zal zijn. Het telefoontje is een voorbode van het verloop van de dag: druk en niet zonder stress.

Een dag eerder was ik als vrijwilliger begonnen. Op donderdagmiddag meldde ik me in de Gertrudis kathedraal om, samen met anderen, achter de inschrijfbalie de congresgangers te voorzien van een badge en congrespapieren. Ik kreeg daar de eerste indruk van al die mensen die van heinde en verre waren gekomen om het congres mee te maken. Tsjechen, Fransen en Polen. Duitsers, Zwitsers en Oostenrijkers. De Engelsen en de Amerikanen, en natuurlijk  Nederlanders waaronder zo af en toe een Hilversumse parochiaan. De eerste contacten werden gelegd maar ook de eerste problemen moesten worden opgelost: voor deze mevrouw uit Duitsland ligt geen badge klaar, wat nu? En, waar zijn de Tsjechische congrespapieren gebleven? Soms is het druk voor de inschrijfbalie, staan er rijen en wil iedereen tegelijkertijd geholpen worden. Tegen 18.00 uur mag de balie voor een pauze dicht. In het ORKA-gebouw worden pizza’s geserveerd en is het even uitblazen.  De openingsdienst van het congres, die zo indrukwekkend begint op het pandhof Sinte Marie kan ik meevieren. In processie lopen we naar de kathedraal waar met toespraken het congres officieel wordt geopend. Na de viering gaat de balie weer open om de laatste congresgangers in te schrijven.

Op vrijdag wordt het Academiegebouw overspoeld door honderden congresgangers op weg naar de Aula voor de koffie. De route naar de aula moet gewezen worden, veel congresgangers hebben allerlei vragen. Ik probeer te helpen waar ik kan, maar soms houdt het op. Tsjechisch of Kroatisch spreek ik echt niet. Na de koffiepauze moeten alle congresgangers naar de zalen waar de workshops gehouden worden. Ze gaan in groepen aangevoerd door een workshopbegeleider. Maar er zijn er genoeg die de aansluiting bij de groep missen of te laat in het Academiegebouw arriveren. Ik probeer iedereen op de juiste plek te krijgen en loop trap op en af en gang in en uit. Pas aan het einde van de middag wordt het rustig in het Academiegebouw. De workshops lopen ten einde en ik ga op weg naar het Catharijneconvent waar de avondmaaltijd voor alle congresgangers wordt geserveerd. Volgens het vrijwilligersrooster wordt van mij verwacht dat ik meehelp met het neerzetten van tafels en stoelen. In het Convent wacht me een verrassing. Andere vrijwilligers zijn hard aan het werk geweest en de locatie is al op orde. Ik kan zonder enig probleem op een stoel zakken en m’n vermoeide voeten rust gunnen.  Als ’s avonds het dinerbuffet opengesteld is en ik al die mensen zie, besef ik hoe bijzonder onze kerk is. Al die nationaliteiten, mensen van over de hele wereld die zich op één of andere manier Oud-Katholiek weten. En al die Oud-Katholieke mensen zijn verstopt in de achtertuin van de rooms-katholieke kathedraal, waar het Catharijneconvent immers aan grenst. Zou het symbolisch zijn?

 Op zaterdag begint de dag voor mij als vrijwilliger minder vroeg. Iets na 11.00 uur meld ik me wederom als locatieverantwoordelijke in het Academiegebouw. Het is er rustiger dan vrijdag maar er is nog steeds veel te doen. Sommige mensen komen hun toegangsbadges halen voor de feestelijke eucharistieviering in de Dom, later in de middag. Ook zijn er veel congresgangers die vragen hebben. De sfeer is minder uitgelaten dan vrijdag, meer plechtig en veel mensen – vooral de buitenlanders – kijken uit naar de komst van prinses Beatrix, die de viering gaat bijwonen. De prinses krijgt een eigen stoel in de kerk, geen rieten waar de anderen op zitten, maar eentje met leuningen en een zacht zitvlak. Vlak voordat de viering begint wordt die speciale stoel weggehaald.  De koninklijke hoogheid wil, zo blijkt, op een gewone stoel geplaceerd worden.  Ondertussen begeleid ik af en toe mensen naar de Domkerk en ruim ik samen met de koster van de Dom tafels op die in de ingang van de kerk staan. Als dat gedaan is zoek ik een plek in de volle kerk en laat de typisch oud-katholieke, maar feestelijke viering graag over me heen komen.

De zaterdag wordt afgesloten met een dinerbuffet in het Academiegebouw en een theaterspektakel in het Pandhof van de Dom. Ik heb tijd om met sommige congresgangers die ik tijdens al die dagen steeds ben tegengekomen te babbelen. Met de joviale Amerikaanse pastoor die het congres “awesome” vindt, met de twee dames uit Duitsland die helemaal opgetogen zijn omdat ze de prinses van dichtbij hebben gezien, met een Syrisch-orthodoxe priester die in Enschede een parochie leidt en met al die anderen. Als iedereen na het theaterspektakel Pandhof en Academiegebouw hebben verlaten is het opruimen geblazen. Dozen worden in een bestelbus gezet en deuren gesloten. Voor mij als vrijwilliger zit het congres er op. Het was soms hard werken maar ik had het voor geen goud willen missen. Het congres heeft wat toegevoegd aan het oud-katholiek zijn en de ontmoeting met al die mensen was inspirerend, vrolijk, hartelijk en warm! Voor mij is dat toch een essentie van kerk-zijn.

De foto’s zijn afkomstig van de weblog van priester Walter Jungbauer (Vikar für Hamburg).